Een boom vol rammelende sleutelbossen
door Martine Helleman uit Frankrijk
door Martine Helleman uit Frankrijk
Kijk! Daar zit hij! Links onderaan de tekening, op karakteristieke wijze neergezet, zingend op een stevige halm van een ridderzuring: de grauwe gors! Via dit verhaal wil ik hem wat minder ‘grauw’ laten zijn, door hem eens flink in het zonnetje te zetten! Nog even wil ik terugkomen op die prachtige tekening van Elwin van der Kolk, waar een bonte verzameling van akkervogels in een bloemrijk landschap op de voorgrond is gezet. Ik woon in dat landschap. Niet in Nederland maar in Frankrijk. En bijna al deze vogels zijn mijn naaste buren. Veldleeuwerik, kwartel, gele kwikstaart, roodborsttapuit, geelgors, kneu, patrijs, kievit, grauwe-, blauwe- en bruine kiekendief en natuurlijk de grauwe gors. De scholekster, hoog in beeld op de tekening, wordt bij ons vervangen door de griel; terwijl ik dit schrijf hoor ik ‘m toevallig roepen op de achtergrond. Het landschap én de bijbehorende vogels hebben heel wat verhalen te vertellen. Als eerste stel ik graag één van de vier gorzen die hier voorkomen aan jullie voor.
Het landschap én de bijbehorende vogels hebben heel wat verhalen te vertellen.
De grauwe gors wil ik wel eens laten ‘shinen’, om maar eens een modewoordje te gebruiken. Voor mij is hij inmiddels een heel gewone verschijning geworden, terwijl hij in Nederland van de tekening dreigt te gaan vallen. Hij is daar al op de rode lijst van ernstig bedreigde vogels terecht gekomen. In Frankrijk heb ik ‘m daarom pas leren kennen toen we op vakantie waren in en rond ‘de Brenne’: het land van de 1000 meren. Toen we eenmaal in Frankrijk kwamen wonen, vier kilometer buiten het nationale park, bleek hij zelfs volop in onze omgeving te broeden en leerde ik hem pas goed kennen. Vooral in het begin was hij de vogel die me vergezelde tijdens mijn ritje op de fiets naar de bakker in het dorp. Zijn kenmerkende krassende geluid, dat wordt omschreven als een ‘rammelende sleutelbos’, is al van verre te horen en altijd zeg ik tegen mezelf: ‘’hé!, de grauwe gors’’, als ik ‘m hoor vanaf de telefoondraden langs de weg. Qua beeld en kleur is het gewoon een flink uit de kluiten gewassen vrouwtje huismus of zelfs veldleeuwerik die graag zijn liedje laat horen vanaf boomtop, onkruidstengel, graanstengel, telefoonkabel tussen palen, of gewoon op een paaltje langs pad of weg. Ondertussen ken ik behalve hun ‘gerammel’ ook hun andere ‘kneuterige’ contactroepjes en ‘knetter’ geluidjes, die ze vooral laten horen als ze in groepjes overvliegen. Hun oranje ‘bungelende’ pootjes, forse kegelsnavel en achtervolgingsvluchtjes boven graanvelden zijn eveneens opvallende veldkenmerken. Vanwege de MAS (Meetnet Agrarische Soorten) telrondes die ik in Frankrijk loop om vogels te tellen, heb ik al op meer plaatsen dan ik dacht, roepende mannetjes geteld. Een heus bolwerk is hier nog aanwezig. Dat ben ik me goed bewust, mede door de kritieke toestand van deze markante vogel in Nederland én in België, waar ze ‘m sinds jaren voor uitsterven willen behoeden middels een gepassioneerde werkgroep ‘Grauwe Gors’ genaamd. Ook in Frankrijk is zijn leefomgeving aan verandering onderhevig.
Niet alleen omdat ze verstopt op de grond broeden, tussen cultuurgewassen zoals graan, luzerne of erwtjes, verlies ik ze tijdens hun broedseizoen uit het oog, maar ook omdat andere werkzaamheden mijn volle aandacht vragen. Het najaar en de winter daarentegen krijg ik ze weer volop in beeld als ze zich in groepen verzamelen op de overbekende bovengrondse telefoonkabels langs de weg. Waar ik er in voorgaande jaren wel eens 30 tot 50 tegelijk telde, steevast tijdens mijn fietstochtje naar de bakker, waren dat er dit jaar ineens 50 tot 80! Mogelijk toch een duidelijke aanwijzing van een goed broedseizoen, ondanks de enorme hitte en maanden van droogte die het land teisterden. Ook de winter, nu net achter de rug, is behoorlijk zacht verlopen en de gorzen trokken niet weg. Tot mijn grote plezier! Onverwacht valt me hun kenmerkende rammelende geluidje op, halverwege januari, tijdens een van mijn wandelingen over de akkers. Het geluid zwol aan. Hartje winter hoorde ik plotseling een kakofonie van wel vijftig rammelende sleutelbossen, zich opwarmend bovenin een grote boom in de opkomende winterzon. Het gaf de gorzen en hun geluid een gouden randje; geen rammelende maar een rinkelende sleutelbos.
Waarom ze precies daar op de akker zijn blijven hangen was duidelijk. Voor het eerst dit jaar waren er verschillende akkers in onze omgeving met het gewas Sorghum (een graan) blijven staan, met zaad en al. Niet geoogst dus. Waarschijnlijk vanwege slechte weersomstandigheden. En dus boden deze ‘wintervoedselvelden’ een gedekte tafel voor hordes huismussen, groenlingen, rietgorzen én grauwe gorzen. Vogels profiteren hier nog redelijk van het kleinschalige karakter van het landschap waar heel soms een restant zonnebloemen of in dit geval sorghum ze extra de winter door helpt. Uiteindelijk zijn de velden een paar weken geleden pas, toch nog geoogst. Het een en ander toont wel degelijk aan hoe belangrijk het wel of niet aanwezige voedsel is op winterse akkers. Zonder die gedekte tafels waren de vogels veel meer gaan zwerven op zoek naar voedsel en had ik het winterconcert van de grauwe gorzen hoogstwaarschijnlijk moeten missen. De winterse wandelervaring met het ‘gouden randje’ bracht mij op het volgende idee. Als we het metaal van de ‘rammelende sleutelbos’ nou eens veranderen in edelmetaal , dan vloeit ‘grauwe’ gors misschien wel over in ‘gouwe’ gors.
Een heerlijk helder klinkende naam voor een vogel waar we met z’n allen heel zuinig op moeten zijn.
door Martine Helleman uit Frankrijk
Dan vloeit ‘grauwe’ gors misschien wel over in ‘gouwe’ gors. Een heerlijk helder klinkende naam voor een vogel waar we met z’n allen heel zuinig op moeten zijn.