Gepubliceerd op NatureToday, 09-mrt-2023
Tijdens een wandeling door akkergebied kom je ze zelden tegen: houtsnippen. Niet verwonderlijk, want de soort is vooral bekend als bosvogel. In de nacht verlaten houtsnippen echter de veiligheid van bos en ruigtes om in het open (akker)veld te foerageren op bodemfauna, met name regenwormen zijn geliefd. Maar waar doen ze dat, hoeveel houtsnippen overwinteren hier en wat valt er van ze te leren?
Genoeg reden voor Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA) om een aantal winters geleden te beginnen met het uitvoeren van structurele tellingen in akkerbouwgebied in Zuid-Holland. Elke twee weken wordt ’s avonds een vaste route gelopen waarbij met behulp van een zaklamp de vogels worden geteld. Dat leverde direct verrassingen op. In de nachtelijke uren vertegenwoordigt het snippentrio een belangrijk onderdeel van de akkeravifauna in akkerbouwgebied. Watersnippen, houtsnippen en ook bokjes foerageren ’s nachts in flinke aantallen op akkers. Ze werden met name waargenomen op locaties met een bodembedekking, zoals groenbemesters, akkerranden en schouwpaden. Houtsnippen foerageerden meestal solitair, maar duo’s waren niet ongebruikelijk en ook grotere groepen tot maximaal vijf exemplaren kwamen voor.
Akkers als nachtelijk foerageergebied voor houtsnippen
Het is bekend dat het voedsel van houtsnippen voor het grootste deel bestaat uit regenwormen, maar ook allerlei andere ongewervelden worden gegeten (Duriez et al., 2005). Met hun lange snavel zoeken ze de bodem af en vinden op akkers en graslanden waarschijnlijk een hogere dichtheid aan voedsel dan op de plaatsen waar ze overdag slapen, zoals in bossen en struwelen. Niet verwonderlijk dus dat ze in de nacht het open veld opzoeken, in plaats van met daglicht wanneer ze een makkelijke prooi zouden zijn voor predatoren.
De eerste houtsnippen verschijnen rond half oktober, het hoogtepunt wordt bereikt in december (Figuur 1). In de winter 2022-2023 werd de piek waarschijnlijk versterkt door een koude periode in december, met dichtheden die in korte tijd opliepen tot zo’n 40 exemplaren / 100 ha. Tijdens de vorstperiode werd ook ‘s nachts in het akkergebied gefoerageerd en de kou leek geen reden om naar een ander foerageergebied te verhuizen. In het geval van een sneeuwdek is dat anders, zoals bleek in februari 2021 toen ’s nachts geen snippen werden waargenomen.
Ringonderzoek in de winter
Naast het uitvoeren van tellingen worden door de onderzoekers ook houtsnippen gevangen, waarbij ze worden geringd en gemeten. Uit de eerste resultaten blijkt dat ten minste een deel van de overwinteringspopulatie plaatstrouw is. Meerdere exemplaren zijn in achtereenvolgende jaren teruggevangen, één exemplaar is zelfs drie winters later op dezelfde plek teruggevangen. Van de meer dan honderd exemplaren die afgelopen jaren zijn geringd, is slechts één terugmelding uit het zomerhalfjaar, namelijk een geschoten exemplaar in april net over de grens in Rusland. Hemelsbreed een afstand van 1.700 kilometer. Deze terugmelding laat zien dat in ieder geval een deel van de overwinterende houtsnippen in het zuidwesten van Nederland zijn herkomst heeft in het verre Noordoosten.
In de komende periode worden de resultaten verder uitgewerkt. Een eerste belangrijke notie van de nachtelijke monitoring is dat met uitsluitend dagtellingen een belangrijk deel van de avifauna in akkerbouwgebieden (maar vast ook daarbuiten) wordt gemist. Bovendien is de kans reëel dat daardoor ook landelijk de aantallen overwinterende houtsnippen schromelijk worden onderschat.
Tekst: Cornelis Fokker; Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels
Foto’s: Cornelis Fokker