Gepubliceerd op NatureToday, 13-jul-2021
In het oosten van de provincie Groningen ligt Blauwestad, een gebiedsontwikkelingsproject met woonkavels rond het kunstmatig aangelegde Oldambtmeer. Bouwgebieden zijn gebieden in transitie en geregeld liggen er percelen onbepaalde tijd braak, voordat de bouw begint. Een uitgelezen kans voor de ontwikkeling van tijdelijke natuur die bijdraagt aan de biodiversiteit.
In 2020 zijn Projectbureau Blauwestad en Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels daarom een samenwerking gestart in de vorm van een driejarig pilotproject. Hierin wordt onderzocht welke effecten tijdelijke natuur in een bouwgebied hebben. In het voorjaar van 2020 zijn twee percelen (Bovist en Esdoornschans) ingericht en ingezaaid met insecten- en vogelvriendelijke zaaimengsels (Figuur 1). De eerste resultaten van het afgelopen jaar, waarin zowel vogels als insecten (loopkevers) zijn gemonitord, laten direct het nut van ingezaaid wintervoedsel zien en grote verschillen in loopkeverdichtheden.
Insecten na het inzaaien
De insectenmonitoring in de zomer van 2020 is uitgevoerd door het uitzetten van potvallen, een methode gericht op het vangen van loopkevers. Loopkevers zijn een familie binnen de kevers Coleoptera waarvan de meeste soorten predatoren zijn. Ze zijn dus nuttig als natuurlijke plaagbestrijding in de landbouw én een indicator voor de aanwezigheid van hun voedsel, te weten andere insecten. Er werden drie potvallen per veld uitgezet, in één ronde in het begin van september, in verband met de ontwikkeling van de vegetatie die halverwege juni was ingezaaid.
In de ingezaaide percelen (Bovist en Esdoornschans) was de insectendichtheid (aantal individuen) hoger dan in de referentiegebieden (Figuur 2). Dit werd met name veroorzaakt door de Esdoornschans met gemiddeld meer dan 100 loopkevers per potval. Interessant, aangezien de referentie van de Esdoornschans (Figuur 2; Ref-Esdoorn) er nu precies zo uitziet als de Esdoornschans, voordat deze bewerkt en ingezaaid werd.
De loopkeverdiversiteit (aantal soorten) was in de Bovist en op de rand van een luzerneperceel juist het hoogst (Figuur 3) en het laagst in het referentiegebied van de Esdoornschans. Meest gezien werden de koperen kielspriet en gewone tandklauw. In de ingezaaide percelen kwam de roodpoothalmkruiper veelvuldig voor. Deze soort die geassocieerd is met meer extensief beheer ontbrak in het referentiegebied. De loopkevermonitoring wordt dit jaar in twee rondes uitgevoerd, in juni en juli, en uitgebreid met methodes om ook vliegende insecten te inventariseren.
Wintervoedsel trekt vinken en water watersnippen
In de winterperiode van oktober tot en met maart zijn 1 tot 3 keer per maand vogels gemonitord. Afgelopen winter zijn 23 verschillende soorten vogels in het studiegebied waargenomen, waaronder de houtsnip. De top 5 meest getelde soorten bestaat uit: vink, putter, watersnip, groenling en fazant. Ook rietgors, kneu en graspieper lieten zich geregeld zien. Wanneer deze waargenomen vogelsoorten worden ingedeeld gebaseerd op hun voornaamste winterdieet, valt op dat zaadeters voornamelijk gebruikmaakten van het perceel de Esdoornschans, terwijl juist insecten- en wormeneters de voorkeur gaven aan de Bovist (Figuur 4).
De Esdoornschans ligt direct naast een hogere bomenrij en in de nazomer bloeiden in het perceel onder andere volop zonnebloemen. In de wintermaanden december en januari maakten grote groepen vinken, putters en groenlingen dan ook dankbaar gebruik van de aangeboden zaden. In de Bovist werd de watersnip het vaakst waargenomen, met een maximum van 84 individuen in een groep. Planteneters, zoals eenden en ganzen, werden enkel in de Bovist waargenomen. Waarschijnlijk werden deze soorten, net als de grote groep watersnippen, aangetrokken door een grote plas water op dit perceel. Muizeneters zoals de buizerd, torenvalk en blauwe reiger werden in beide percelen minder vaak gezien.
In 2021 en 2022 wordt dit project voortgezet en hopen we meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling over tijd van de vogel- en insectenverspreiding in de aangelegde tijdelijke natuur. Hopelijk leveren de resultaten een bijdrage aan de vormgeving van toekomstig beleid van tijdelijke natuur in bouwgebieden.
Tekst: Yvonne Roelofs, Almut Schlaich, Sylvia de Vries, Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels & René Perton en Marc van Zanten, Projectbureau Blauwestad
Foto’s: GKA