Gepubliceerd op NatureToday, 06-okt-2020
Het aantal broedparen van de blauwe kiekendief in Nederland is sinds de jaren 90 dramatisch afgenomen. Een mogelijke verklaring voor deze afname is een te lage overleving van jonge vogels. Het lot van de Nederlandse jonge blauwe kiekendieven is dus een van de belangrijkste openstaande vragen rond de ecologie van deze soort. Het volgen van hun bewegingen met zenders geeft nu de eerste inzichten.
Veel blauwe kiekendieven zijn er niet meer over in Nederland. Er resteert nu jaarlijks slechts een zeer kwetsbare populatie van maximaal tien broedparen op de Waddeneilanden en in het Groninger akkerland. Op basis van ringterugmeldingen van op de Nederlandse Waddeneilanden geboren blauwe kiekendieven blijkt dat de overleving in het eerste levensjaar sinds de jaren zeventig sterk afgenomen is. Dit zou de belangrijkste oorzaak voor de afname van de populatie kunnen zijn. Wat echter precies de knelpunten zijn voor deze soort in het Nederlandse Waddengebied, is onbekend. Om hier meer over te weten te komen, zijn in de afgelopen jaren nestjonge blauwe kiekendieven uitgerust met zenders.
Individuen volgen met behulp van zenders
In 2019 en 2020 kregen dertien jonge blauwe kiekendieven in Nederland een zender om hun lot en hun bewegingen te kunnen volgen. In 2016 was al ervaring opgedaan met dit zenderwerk bij een jonge blauwe kiekendief uit het Groninger akkerland. De in totaal veertien tot dusver gezenderde nestjonge vogels komen bijna allemaal uit het Groninger akkerland (alle nesten in wintertarwe). Eén vogel is van een nest in de duinen van Texel in 2020. De vogels kregen vlak voor het uitvliegen hun zenders. In totaal gaat het om zes mannetjes en acht vrouwtjes. Het is daarbij de gewoonte om de vogels te vernoemen naar de landeigenaar of een andere betrokken persoon. Op deze manier is het gemakkelijker om de vogels te volgen. Voor zover bekend hebben de zenders geen negatief effect op de vogels.
Overleving
Aan het einde van hun eerste kalenderjaar (31 december van het geboortejaar) waren drie van de zeven blauwe kiekendieven die in 2016 en 2019 waren gezenderd nog in leven (43 procent; mortaliteit van 57 procent). Van de vogels die het niet haalden, stierf er één al in de uitvliegfase enkele dagen na het zenderen. Twee van de in totaal vier overleden vogels konden in het veld opgespoord worden. Beiden waren gepakt door een vos. De drie overlevenden zijn op dit moment nog steeds in leven, net als de zeven vogels die in de zomer van 2020 een zender kregen.
Waar blijven de jonge vogels?
In de nazomer na het uitvliegen maakten de jonge blauwe kiekendieven uitstapjes in alle richtingen: zuidelijk tot de Maas (Henk), oostelijk tot diep in Nedersaksen (Johanna), of westelijk een ruim rondje IJsselmeer, met inbegrip van alle Nederlandse Waddeneilanden (Zwanet) (zie kaarten 1 en 2).
In de daaropvolgende eerste winter waren twee overwinteringsstrategieën te onderscheiden. Twee vogels (Edzo en Nadine) trokken naar Frankrijk, terwijl twee andere vogels (Gerard en Johanna) in Nederland bleven (zie kaart 3). Deze twee strategieën werden al eerder in kaart gebracht op basis van ringgegevens en zenderwerk aan volwassen vogels. Opvallend is dat de broers Gerard en Edzo uit hetzelfde nest twee verschillende strategieën volgden. Nadine overleed in de maand november tijdens haar overwinteringsperiode in Frankrijk. De doodsoorzaak is onbekend.
Binnen Nederland bleek in de winter 2019/20 de Friese Waddenkust het belangrijkste overwinteringsgebied te zijn. Dit heeft waarschijnlijk met de toen uitzonderlijk hoge veldmuizenstand in Friesland te maken. De Nederlandse en Duitse Waddeneilanden werden wel door de blauwe kiekendieven bezocht, maar ze verbleven er alleen korte periodes. Alle vijf de in 2020 op Groningse akkers gezenderde vogels verblijven op dit moment nog steeds in deze provincie. De Texelse Suzanne bevindt zich inmiddels in Zeeland.
Na hun eerste winter in eigen land te hebben doorgebracht, maakten zowel Johanna als Gerard aan het begin van hun eerste zomer opvallende reizen naar Noord-Duitsland en Denemarken. Beide vogels verbleven hier het grootste deel van de tijd in agrarisch gebied. Johanna vloog zelfs vier keer tussen Oost-Groningen en Noord-Duitsland heen en weer. Vanaf half mei verbleef ze echter vast in Oost-Groningen. Johanna was in haar tweede kalenderjaar zelfs gepaard met een eveneens tweede kalenderjaar-mannetje, maar begon niet met broeden. Edzo keerde na de winter niet terug naar Groningen, maar koos ervoor de hele zomer in Frankrijk te blijven. Daar verblijft hij momenteel nog steeds.
Habitatgebruik
In welke gebieden zitten de blauwe kiekendieven het liefst? Uit een eerste analyse bleek dat de in 2016 en 2019 gezenderde vogels in hun eerste kalenderjaar (d.w.z. tot 31 december van hun geboortejaar) voor het overgrote deel van de tijd op landbouwgrond verbleven. Het vaakst gebruikten ze akkers (60 procent van de tijd) en cultuurgrasland (23 procent). In een natuurlijke leefomgeving, zoals natuurlijk grasland (voornamelijk kwelders) spendeerden ze maar 14 procent van hun tijd.
Groningse blauwe kiekendieven blijken jaarrond afhankelijk van boerenland en zijn dus ook jaarrond afhankelijk van voldoende prooiaanbod in het agrarisch landschap. Ook het eerste op Texel gezenderde vrouwtje gebruikte sinds zij het eiland heeft verlaten landbouwgebieden. De op de Duitse Waddeneilanden geboren individuen bleken deels ook op die eilanden te overwinteren, waar zij vooral natuurlijke habitats gebruikten. Of dit ook geldt voor de op de Nederlandse Waddeneilanden geboren jongen, moet de komende jaren blijken als meer jonge vogels op de eilanden worden gezenderd. Dat laat onverlet dat het agrarisch landschap in Nederland, maar ook in Frankrijk, voor overwinterende blauwe kiekendieven cruciaal is. Het is dus te verwachten dat maatregelen om het leefgebied in het agrarisch landschap te verbeteren, zoals vogelakkers, de kwetsbare broedpopulatie van de blauwe kiekendief in Nederland ondersteunen. Duidelijke antwoorden op de vragen over de lotgevallen van jonge blauwe kiekendieven hebben we nog niet. Daarvoor is het zenderwerk nog te pril. We hopen het zenderonderzoek de komende jaren dan ook te kunnen voortzetten en meer vogels van zenders te voorzien.
Dit onderzoek wordt financieel mogelijk gemaakt door het Waddenfonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Twee zenders zijn aangeschaft dankzij de donateurs van Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels.
Tekst: Almut Schlaich en Tonio Schaub, Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels; Peter de Boer en Lieuwe Dijksen, Sovon Vogelonderzoek Nederland; Jules Bos, Vogelbescherming Nederland
Foto’s: Harry Kuipers; Jules Bos; Tonio Schaub