Over schapen tellen, broedende kemphanen en ijsvogels
door Gerard Westerhuis, Danny Gerrets en Marcel Franken
door Gerard Westerhuis, Danny Gerrets en Marcel Franken
Afgelopen broedseizoen is ons team uitgebreid met vijf tijdelijke professionele tellers die zowel MAS (Meetnet Agrarisch Soorten) als BMP (Broedvogel Monitoring Project) tellingen voor hun rekening hebben genomen. We danken Lieuwe Dijksen, Marcel Franken, Danny Gerrets, Dick Veenendaal en Gerard Westerhuis voor hun inzet en enthousiasme. Danny, Gerard en Marcel vertellen over schapen, gele kwikstaarten, broedende kemphanen, ijsvogels en veranderde landbouw.
Gerard Westerhuis – MAS Noord-Holland
Afgelopen voorjaar heb ik in Noord-Holland zo’n honderd MAS-telpunten geteld en daarnaast nog een paar vrijwillige punten in Noordwest Friesland voor mijn rekening genomen. Een hoogtepunt opnoemen valt nog niet mee; in drie en een halve maand komt er heel wat leuks voorbij! Gele kwikstaarten tellen tussen de bloeiende tulpen (of grazende schapen), bruine kiekendieven met een prooi-overdracht, een patrijzenpaartje in de laatste seconden van je telling, een engelse kwikstaart en beflijster tegen de achtergrond van de duinen, een oog-in-oog-moment met een hermelijn, etc.
In andere woorden; eigenlijk was er elke dag wel een hoogtepunt, al waren het alleen al de schitterende zonsopkomsten met op de voorgrond de ene keer molens in de Beemster, dan weer het kerktorentje van Wieringen, of natuurlijk gewoon de Waddenzee. Ik kijk alweer uit naar het volgende veldseizoen!
Danny Gerrets – MAS Groningen
Ergens in de tweede helft van de jaren negentig van de vorige eeuw was ik op bezoek bij familie in Uitgeest (NH). Op dat moment was ik wel een liefhebber van de natuur, maar nog helemaal niet zo met vogels bezig. De gastheer stelde voor om een bezoek te brengen aan de vogelkijkhut bij het Uitgeestermeer. Daar was ik getuige van de balts van de kemphaan. De schijngevechten van de kemphaanmannen met hun opgezette kragen maakten een diepe indruk.
Dit jaar had ik het voorrecht om als teller namens GKA weidevogels te mogen inventariseren volgens de MAS-methode voor de Provincie Groningen. Binnen mijn telgebied, dat zich uitstrekte van Delfzijl tot het Westerkwartier, bevonden zich ook een aantal natuurgebieden, waaronder het Hoeksmeer, de Koningslaagte en ook het Zuidlaardermeer wat prachtige soorten als broedvogel opleverde: o.a. kluut, geoorde fuut, porseleinhoen, zwarte stern en witwangstern. Overigens was het tellen bij het Zuidlaardermeer niet altijd een onverdeeld genoegen, zoals ik één keer heb ondervonden. Ik was halverwege het tellen van een groep van honderden grauwe ganzen toen er een zeearend (overigens ook een broedvogel in het gebied) kwam overvliegen… Tja, dan kun je dus overnieuw beginnen.
En ja, op een van de laatste dagen van mijn tellingen zag ik in datzelfde Zuidlaardermeergebied ook een kemphaanvrouw met twee niet-vliegvlugge jongen. Ik heb er zo geboeid naar staan te kijken dat ik uiteindelijk helemaal vergat om er een foto van te maken. Een aantal weken later deelde ik mijn enthousiasme voor het Zuidlaardermeer met Alwin Hut, een van de beheerders van het Groninger Landschap. Daarbij vertelde ik hem ook over mijn waarneming van de kemphaanvrouw met jongen, waarop hij uitriep: “Waarom heb je dat niet eerder verteld?”. Ik wist weliswaar dat de kemphaan een broedvogel was die in Nederland sterk onder druk stond, maar niet dat het inmiddels een zeer schaarse broedvogel is geworden. Volgens de recente Vogelatlas wordt het aantal kemphanen op 15-30 broedparen geschat Inmiddels is de kemphaan ook bij het Uitgeestermeer sinds 2009 niet meer als broedvogel waargenomen. Ik had dus inderdaad een zeer bijzondere broedvogel gezien.
Marcel Franken – BMP akkerbouwbedrijven en slaperdijken
IJsvogels. Ze zijn weer volledig hersteld van klap die ze hebben gekregen in het vroege voorjaar van 2018. Overal tref ik ze dit jaar. Als het tegen zit en ze komen in een plotselinge strenge vorstperiode terecht, decimeert de populatie. Tussen de 85 tot 95% heeft in die periode, ik meen dat het de eind februari begin maart 2018 was, het loodje gelegd. Echter ijsvogels zijn opportunisten enigszins cultuurvolgers en vooral enorm reproductief, 3 tot 4 keer per seizoen kunnen ze 5 tot 7 jongen groot brengen. In 2 tot 3 jaar tijd en wanneer de winters een beetje meewerken is de populatie weer zo goed als hersteld. Ik heb deze cyclus in de afgelopen 35 jaar een aantal keren beleefd. In diezelfde periode heb ik heel veel andere soorten ‘minder flexibel’ gezien. Achteruitgang, bijna verdwenen, moeite om zichzelf in stand te houden. Veranderend landschap en afhankelijk van dat landschap. Minder de mogelijkheid kennen om ‘aan te passen’ en vooral in het tempo aan te passen waarin het landschap en klimaat voorgaat. Akkervogels behoren tot deze groep, die veel te lijden hebben gehad van de grote veranderingen in hun leefgebied. De patrijzen, waar zij ze gebleven? Maar zo zijn er meer soorten die in dezelfde wereld als die van de patrijs leven en die net zo hard achteruit gehold zijn.
En eigenlijk weten we ondertussen allemaal wel hoe dat is gekomen. Niet eens bewust, maar ‘meegaan met de tijd’ en gebruik maken van de mogelijkheden die worden geboden. Grotere machines, schaalvergroting en ruilverkaveling. Logisch, als je boer bent doe je je best om zoveel mogelijk uit je land te halen, daar ben je boer voor lijkt mij. Maar ergens werd er wel wat vergeten, door de enorme effectiviteit die al deze vernieuwingen met zich meebracht verdwenen de ‘rommelhoekjes’, de randen langs de slootkanten en volledige afwateringssloten. Juist deze vaak kruidenrijke randjes en hoekjes maakten dat o.a. akkervogels hier hun voedsel vandaan haalden in de vorm van insecten en zaden. Het was mooi om dit voorjaar een aantal boeren te ontmoeten tijdens het monitoren van de broedvogels op hun land die dat wat ‘vergeten’ was willen herintroduceren. Of dat wat er nog was te versterken en bewaren. Verhalen over besef dat ‘hoe het de laatste 40 jaar is gegaan’ nu niet meer van deze tijd is, en dat had dan betrekking op dat wat ‘in de grond is gaan zitten’, kwaliteit van grondwater, bodemstructuur en grondleven. En natuurlijk het gemis van de rijke natuur die ooit was. Wie wordt er nu niet blij wanneer de veldleeuwerik al in het hele vroege voorjaar naar de hemel klimt en zijn lied zingt, buitelende en baltsende kievieten. Sommige boeren pakken groots uit met schitterende ruige en rijke akkerranden vol klaproos, korenbloem en nog veel meer soorten, glooiingen in het land worden aangelegd en ingezaaid. De zogenaamde keverbanken. Belangrijk is dat op de verschillende percelen waar ik heb mogen lopen om de vogels te tellen iedereen meedoet, op zijn eigen manier. Zijn steentje bijdraagt, om hopelijk in de toekomst weer iets terug te zien van wat was. En wanneer in de toekomst deze manier van natuurinclusief boeren nog wat breder wordt vertaald, dat ook andere bedrijvigheden, industrie, aannemers, projectontwikkelaars, overheidsorganen en semi overheidsorganen bij alles wat ze onder(nemen) nog meer rekening hiermee houden. Dan zal onze leefomgeving er een heel stuk fraaier uit komen te zien. zodat we het niet alleen bij de boeren neerleggen. De oude indianen wisten het altijd al ‘als je wat neemt , geef dan ook wat’.
Ik heb vele mooie momenten beleeft dit voorjaar. Jonge vossen die af en toe naar buiten kwamen vanuit het koolzaad, een vijftal kiekendieven waarvan 3 verschillende soorten boven een stukje wintertarwe bij de Noordpolder. Tapuiten op trek, koekoeken, de dassen en de vossen bij Otto Willem Eleveld in Drenthe, het mooie verhaal van de bosuilen bij Peter Harry Mulder bij Muntendam, de fraaie wereld rond Westdorp. Ik kan nog wel even doorgaan, maar het mooiste vond ik dan toch, het enthousiasme en het positieve optimistische verhaal van de boeren die ik hierover in het veld heb mogen horen.