Toegenomen broedsucces bij akkerkieviten in Rhoon (Z-H)
door Niels Godijn en Cornelis Fokker
door Niels Godijn en Cornelis Fokker
De kievit is momenteel nog één van onze talrijkere boerenlandvogels maar neemt gestaag af. Door de broedbiologie onder de loep te nemen kan inzicht worden verkregen in mogelijke oorzaken achter deze afname.
In het Buijtenland van Rhoon, een akkerbouwgebied van zo’n 600 ha, wordt de lokale kievitpopulatie sinds 2016 gevolgd. De dichtheid is hier nog relatief hoog met in totaal zo’n 30 tot 50 territoria verspreid over ca. zeven clusters. Zonder uitzondering wordt gebroed op akkers, dus er mag met recht gesproken worden over akkerkieviten. De geringe oppervlakte en de overzichtelijke populatie maakt dat zij goed te volgen is, temeer omdat het onderzoeksgebied volledig wordt omkaderd door water en woningbouw zodat gezinnen in de kuikenfase niet snel uit het oog worden verloren.
Ei-fase
In 2019 en 2020 zijn 97 nesten gemarkeerd en gevolgd, waarvan er 79 succesvol zijn uitgekomen. Het uitkomstsucces op basis van de Mayfield-methode (de kans dat een legsel de gehele ei-fase overleeft) bedraagt 70,7% (1551 nestdagen). Gemiddeld kwamen er 3,5 eieren per nest uit. Van de niet-succesvolle nesten gingen er acht verloren aan agrarische activiteiten (ondanks markering), twee aan ei-predatie en acht aan onbekende oorzaak inclusief verlating.
Voedselgebrek
De kieviten in Rhoon hebben dus te kampen met een hoge kuikensterfte. Interessant is dat de scholeksters op dezelfde percelen meestal wel kuikens weten groot te brengen. Daarmee raakt kuikenpredatie als oorzaak naar de achtergrond, beide soorten worden immers blootgesteld aan dezelfde gevaren. Daarentegen is de scholekster één van de weinige steltlopers die hun kuikens actief voeren totdat zij volgroeid zijn, terwijl kievitkuikens vanaf dag 1 geheel op zichzelf zijn aangewezen. Hoewel de steekproef van met name scholeksters beperkt is, vormt het op zijn minst een aanwijzing dat voedselgebrek een rol speelt.
Kuikenfase
Met 3,5 uitgekomen eieren per legsel is het rond half april een drukke bedoening met kuikens van enkele dagen oud. Het geluid van alarmerende ouders verstomd echter binnen een week. Slechts bij hoge uitzondering wordt eens een wat ouder kuiken aangetroffen. Om een indruk van het broedsucces te geven wordt jaarlijks het Bruto Territoriaal Succes (BTS) bepaald, oftewel het aandeel van broedparen dat succesvol ten minste één jong heeft grootgebracht. Dat schommelt tussen de 10 en 15%, een buitengewoon bedroevend resultaat. Aangezien de individuele gezinnen op korte voet te volgen zijn is dit getal behoorlijk nauwkeurig. Het BTS betreft hier dus geen grove indicatie van de gezinnen met kuikens van allerlei leeftijden, maar een nauwkeurige bepaling van de aanwezigheid van daadwerkelijk volgroeide jongen.
Verandering
In 2020 zagen we de eerste legselgolf van kieviten volledig verdampen, niet één jong overleefde de eerste week. De vervanglegsels deden het gelukkig beter, 10 kievitsparen uit twee clusters brachten (ten minste) één jong groot. Dat is met 24% nog altijd erg weinig – er zou minimaal 50% vereist zijn om de afname te stoppen – maar het is wel een teken van verandering. Ook omdat uit het gehele land juist geluiden komen van een historisch slecht broedseizoen onder boerenlandvogels als gevolg van het zeer droge voorjaar. In één van de clusters, het deelgebied de Zegenpolder, zijn in 2020 tientallen kuikens geringd. Daarvan zijn er zo’n 5 à 10 vliegvlug geworden, het wordt spannend om te zien of zij het volgende broedseizoen terugkeren.
Natuurinclusief
In het Buijtenland van Rhoon wordt in toenemende mate natuurinclusief geteeld, waaronder een toegenomen natuurareaal, een grotere gewasdiversiteit en minder (tot lokaal geen) insecticiden (lees hier meer over in het natuurbericht). Schitterend om te zien dat de eerste stappen naar natuurinclusieve akkerbouw al vruchten lijken af te werpen!