‘Vakantie’ in Zuid-Afrika, een voortzetting van veldwerk in de akkers
door Toni Hoenders
10-okt-2021 Toen aan het eind van de zomer de laatste jonge kiekendieven waren uitgevlogen, en de nodige muizenholletjes waren geteld, ben ik zelf ook zuidwaarts getrokken om nog een maand veldwerk achter het broedseizoen aan te plakken. Ik hielp mee bij een onderzoek naar de Agulhas-langsnavelleeuwerik in de Overberg in Zuid-Afrika. Dit onderzoek werd uitgevoerd door MSc student Sanjo Rose, gekoppeld aan het FitzPatrick Institute of African Ornithology van de universiteit van Kaapstad.
Overberg is een agrarische regio in Zuid-Afrika 200 kilometer ten oosten van Kaapstad. Er worden vooral schapen en koeien gehouden en veel voorkomende geteelde gewassen zijn gerst, tarwe, haver, koolzaad en luzerne. Een beetje het Oldambt van Zuid-Afrika dus. 300 jaar geleden bestond Overberg nog grotendeels uit renosterveld: een plantengemeenschap behorend tot het Kaapse florarijk en typerend voor de regio. Renosterveld wordt gedomineerd door struiken en grassen, en heeft een uitzonderlijk hoge soortenrijkdom aan bolplanten. Veel van de plantensoorten van renosterveld zijn endemisch voor ZA en sommige komen zelfs alleen voor in een bepaald gebied binnen Overberg. Neem bijvoorbeeld het vetplantje Gibbaeum haaglenii (‘ostrich toe’ in het Engels), dat uitsluitend voorkomt op kwarts in het oosten van Overberg.
95% van het oorspronkelijke renosterveld is inmiddels omgeploegd voor landbouwdoeleinden. Veel van de endemische plantensoorten uit de plantengemeenschap worden daarom met uitsterven bedreigd. De overige 5% renosterveld ligt vaak op rotsachtige delen of steile hellingen, omdat deze moeilijk te bewerken zijn met landbouwmachines. Het renosterveld is dus nogal gefragmenteerd en komt alleen nog voor in kleine patches verspreid over de regio. Ploegen van ongecultiveerd land is inmiddels illegaal, maar gebeurt nog steeds o.a. omdat het verbod in de praktijk niet of nauwelijks wordt gehandhaafd.
De Agulhas-langsnavelleeuwerik gebruikt voornamelijk deze eilandjes van renosterveld om in te broeden. De soort is endemisch in zuidelijk Zuid-Afrika en zijn verspreidingsgebied bestaat voor het grootste deel uit gecultiveerd land. Pas in 1990 is de Agulhas-langsnavelleeuwerik erkend als een afzonderlijke soort in plaats van een ondersoort van de Kaapse langsnavelleeuwerik. Mede hierdoor is er niet veel bekend over de broedbiologie van de soort, ook niet of hij profiteert of juist te lijden heeft van de grootschalige landschapsveranderingen die hebben plaatsgevonden in het leefgebied. Het doel van het onderzoek van Sanjo is om de broedbiologie te beschrijven zoals bijvoorbeeld waar in het landschap de leeuweriken hun nesten bouwen en informatie over legselgrootte, broedduur, verdeling van de ouderlijke zorg en predatie. Deze data verzamelden we door wildcamera’s te plaatsen bij nesten.
De Agulhas-langsnavelleeuwerik was niet het enige kleine bruine vogeltje daar op de akkers. Tijdens mijn eerste dagen in het veld zorgden de grootsnavelleeuweriken, roodkapleeuweriken, klapperleeuweriken, leeuwerikgorzen, kaneelpiepers en Kaapse langklauwen wel voor enige verwarring, zeker wanneer een vogel als een kleine bruine vlek in mijn ooghoek van een nest schoot. Volgens de Zuid-Afrikanen zijn de vogelsoorten in Overberg een beetje saai, omdat ze minder uitgedost zijn dan de tropische soorten verder noordelijk. Voor mij waren ze behoorlijk exotisch, zelfs de Europese spreeuwen die ooit door een Europeaan in ZA zijn uitgezet, omdat ze compleet andere geluiden maken dan ‘onze’ spreeuwen (ze waren bijvoorbeeld erg goed in het nadoen van het fluitje van de Agulhas-langsnavelleeuwerik… zo goed dat ik de eerste keer bijna voor niks met mijn verrekijker naar buiten rende). Tijdens het veldwerk was het fijn vogelen: we zagen meerdere Kaapse gieren, geelsnavelwouwen, grijze wouwen, Stanleys kraanvogels, Kaapse grielen, honingzuigers, kleurrijke kanaries, verschillende soorten klauwieren, koekoeken en trappen en nog veel meer.
Omdat Rein en/of Hilvert niet in de buurt waren heb ik helaas niet veel mooie foto’s van de vogels, maar de nesten die we tegenkwamen bleven wat beter stil zitten dus daar heb ik wel een paar plaatjes van kunnen schieten. Foto’s van agulhaslangsnavelleeuweriknesten kan ik helaas niet laten zien, omdat die behoren tot de data van het onderzoek. Misschien wel het leukste nest dat ik tegenkwam was dat van de zwarte trap. Het nest zelf stelde niet zo veel voor (niet-bestaand, een ei op de kale grond), maar deze endemische soort gaat rap achteruit omdat zijn leefgebied steeds meer verdwijnt door de intensivering van de landbouw. Bekend is dat zwarte trappen broeden in natuurlijke vegetatie, en ook voorkomen op akkers, maar de nesten van zwarte trappen in gecultiveerde habitats zijn nog niet goed gedocumenteerd. Sanjo en ik gaan er een stukje over schrijven in een Zuid-Afrikaanse ornithologische nieuwsbrief.
Maar wat is veldwerk op de akkers zonder kiekendieven? Voordat ik uit Nederland vertrok had ik wel vernomen dat Overberg behoort tot het leefgebied van de zwarte kiekendief (Circus maurus) en dat er naar schatting wereldwijd nog maar ~1000 individuen van deze soort zijn. Ik nam me daarom voor niet al te teleurgesteld te zijn als ik er niet één zou zien. Niet nodig, want op mijn eerste dag in het veld vloog er al een langs! Op dag twee zag ik een paar baltsend boven het natuurreservaat vlakbij het veldstation waar ik verbleef en nog een paar dagen later vloog er een kiek met prooi het renosterveld in terwijl ik op een leeuwerik stond te wachten. Sanjo bracht me in contact met Odette Curtis-Scott, de eigenaresse van het reservaat en oprichtster van Overberg Renosterveld Conservation Trust (ORCT). Tijdens haar master in 2000 heeft zij onder begeleiding van Rob Simmons het effect van fragmentatie van het leefgebied op zwarte kiekendieven onderzocht. Door dit onderzoek werd ze zich bewust van het belang en de urgentie van de bescherming van renosterveld in Overberg. Ze besloot een PhD-onderzoek te doen naar optimaal management van renosterveld. Daarna richtte ze de ORCT op, met als doel de laatste fragmenten en corridors van renosterveld die er nog zijn overgebleven, veilig te stellen. Ze doen dit door met boeren in gesprek te gaan over het bijzondere vegetatietype op hun land en als ze geïnteresseerd zijn een rapport te maken van de biodiversiteit. Bovendien wordt besproken hoe het renosterveld op de boerderij het beste beheerd kan worden, en welke hulp de ORCT daarbij biedt. Als de boer dan een overeenkomst ondertekent, valt het renosterveld voor altijd onder de bescherming van de ORCT, ook als de boerderij wordt verkocht. In ruil hiervoor neemt de ORCT de uitvoering en kosten van het beheer van het renosterveld voor haar rekening. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen van hekken om overbegrazing tegen te gaan, het verwijderen van invasieve soorten, het verbranden van veld en het monitoren van soorten.
Ik had veel geluk, want in de tijd dat ik in Overberg was, waren Odette en Rob bezig met het GPS-zenderen van zwarte kiekendieven, om beter te kunnen begrijpen hoe ze van de akkers en het renosterveld gebruik maken. Ze waren zo aardig om me uit te nodigden om mee te gaan vangen. Van Sanjo kreeg ik een middagje vrij van de leeuweriken en zo kon ik de zwarte kiek van wel heel dichtbij bekijken. Een onvergetelijke ervaring!
Van zwarte kiekendieven worden alleen nesten gevonden in natuurlijke vegetatie. Ze lijken de overstap naar akkerbroeden (nog) niet te hebben gemaakt. Daarbij komt dat ze bijna nooit broeden in vegetatiepatches <100ha, is gebleken uit het onderzoek van Odette. Ze zijn dus sterk afhankelijk van de overgebleven grote renosterveld fragmenten om hun nesten in te bouwen. Jagen en slapen in de akkers doen ze wel. Nog voordat ik terug was in Nederland, bleek het mannetje dat we hadden gezenderd te zijn omgekomen in een machine tijdens het oogsten ’s nachts. Een ander mannetje met een niet-werkende zender bleek op ongeveer hetzelfde moment een aanvaring te hebben gehad met een windmolen. Dit betekent dat twee van de zes gezenderde zwarte kieken het broedseizoen niet hebben gehaald, plus de eventuele jongen van de vogel met de kapotte zender. Het is te hopen dat deze aantallen niet representatief zijn voor de rest van de populatie. Odette laat zich door deze tegenslagen trouwens niet uit het veld slaan. Ze is alweer op zoek naar meer financiering voor nieuwe zenders, om zo de mortaliteit en het habitatgebruik beter in kaart te kunnen brengen, wat hopelijk zal leiden tot betere bescherming zodat dit niet de laatste zwarte kiekendieven zullen zijn.