Een dijk is een langgerekt grondlichaam dat is aangelegd ter verdediging tegen het water. Zonder dijken zou een groot deel van Nederland onbewoonbaar zijn. In de loop der eeuwen zijn telkens nieuwe gronden ingepolderd, waardoor de oude dijk landinwaarts kwam te liggen. Ook als binnendijk bleef de waterkerende functie van toepassing, zij het als reserve.
In het Deltagebied zijn zo talloze eeuwenoude dijken bewaard gebleven. Vanwege de steile hellingen en het smalle karakter zijn zij weinig interessant voor andere gebruiksvormen. Meestal wordt slechts de vegetatie kort gehouden door maaien of begrazing. Dit resulteert in sommige gevallen in een bijzondere vegetatie. De warme, zonbeschenen dijkhellingen zijn ook erg aantrekkelijk voor insecten zoals bijen.
Gezamenlijk vormen de dijken een aaneengesloten netwerk in het agrarisch landschap, wat ze ook aantrekkelijk maakt voor dieren om langs te navigeren. Regelmatig staan er bomenlanen langs dijken, van bijvoorbeeld es, wilg, walnoot, populier, linde of esdoorn. Soms groeit er spontaan struweel zoals meidoorn of braam. Bomen en struiken zorgen voor afwisseling en worden gewaardeerd door insecten en vogels. Zo nu en dan biedt de bovenzijde van een dijk plaats aan een wegdek, dat kunnen wandelaars en fietsers dan weer waarderen.
In 2020 en 2021 is het project Rijke Dijken van de Delta gestart door EIS Kenniscentrum Insecten en Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA), waarbij de ecologische waarden van slaperdijken in het Zuidwestelijk Deltagebied (Zeeland, Zuid-Hollandse eilanden en West-Brabant) in kaart worden gebracht. Tijdens de loopduur wordt een dertigtal dijken geïnventariseerd op het voorkomen van wilde bijen en de daarvan afhankelijke oliekevers, alsmede enkele andere soortgroepen.